Leukdoenradio
Als amateur radiopraatjesmaker erger ik me tegenwoordig heel erg aan een aantal van mijn professionele ‘collega’s’. Over leukdoenradio.
Gedateerd beeld
Ik heb misschien wel een wat gedateerd beeld over hoe radio gemaakt moet worden, maar in mijn beleving gaat een muziekprogramma op de radio over die muziek en zorgt de radiodeejay er voor dat het ene plaatje en het andere plaatje met relevante informatie vlot aan elkaar gebabbeld wordt. De show wordt opgeleukt met jingles en ander spul et voila: let the magic begin!
De deejay belangrijker?
Maar al een hele lange tijd zijn bij bepaalde stations (538, Q-music en zo voorts) de radiodeejays belangrijker dan de muziek zelf. Ergens is dat te begrijpen. Een programma staat of valt met de presentator, want de hele platenkeuze in de show wordt bepaald door het station (uitzonderingen daargelaten). De deejay krijgt gewoon voorgeschoteld wat er op dat moment in de rotatie staat. En dat moet de ether in. Een radiodeejay kan dus steeds minder of helemaal niet zijn show vormgeven met muziek, dus moet een radiodeejay zijn succes halen in de marge.
Slap geouwehoer
En daarom is overal de beer los. Radioprogramma’s worden babbelshows vol slap geouwehoer wat vooral leuk moet zijn. Er moet gelachen worden, er komen professionele lachers bij (sidekicks) en hoe debieler het wordt, hoe beter het wordt geacht. Shockeren is helemaal leuk. Er wordt nog steeds gepraat hoe Giel Beelen zich live in zijn radioprogramma door een hoer liet pijpen. En das toch wel een tijd geleden inmiddels.
Leukdoenradio
De pionier in leukdoenradio is uiteraard Edwin Evers. Over Edwin zal je mij geen kwaad woord horen zeggen. De man in onwaarschijnlijk getalenteerd, is een zeer goede vlotte presentator, kan fantastisch interviewen, heeft een humor om van te watertanden en zette een unieke show neer wat decennia een enorm succes had. Het grote probleem lag ‘m natuurlijk in het succes wat anderen dan ook en masse probeerden te immiteren.
Leukdoenradio werd de norm en zo werden we overspoeld met vooral om zichzelf lachende radiodeejays en ingehuurde meelachers. Elke dag kreeg je van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat slappe aftreksels van ‘Evers staat op’ voor je plaat. En nog steeds krijgen we die verschrikkingen over ons heen. Goh wat kun je toch lachen met Matti, Wietze, Frank, Marieke en al die andere geinponems. ‘Joh, laten we een streaker bij het optreden van Maan voor haar neus zetten. Lachen man!’
Weemoed
Met weemoed denk ik terug aan de discjockey’s van weleer die het echt snapten: zoals mijn helden Frits Spits en Ferry Maat. Niks rotatie, niks onderbroekenlol, niks pijpbeurten, nee verrot goede radioshows met dikke muziek. En dat allemaal met eigen prachtige radiostemmen en alles uiteraard live. Bam!
Spits en Maat spraken niet tegen meelachlullo’s, nee Spits en Maat spraken tot de luisteraar.
En die luisteraar luisterde met volle aandacht en in hele grote getale.